De afgelopen maanden zijn er interessante dingen gebeurd, waarvan ik het vermoeden heb, dat het niet alleen voor mij interessant is maar ook voor anderen. Ik dacht, dit ga ik in mijn blog zetten, maar een stemmetje in mij durfde dit niet. Want dan maak je jezelf zichtbaar. En zichtbaar worden en onzichtbaar zijn is een universeel thema, en als Indische is dit ook een groot thema, ook in mijn leven. Als ik terugkijk naar het verleden, mijn familie, dan zijn velen onzichtbaar gestorven. Sommigen hebben zelfs geen graf of geen naam gekregen. Ze zijn er even geweest en geruisloos ook weer weggegaan. Sommigen hadden geen bestaansrecht, omdat de familie niet mocht weten dat ze er waren. Sommigen hebben wel een leven lang geleefd, maar niet hun sporen achter gelaten bij de levenden. Mijn familiegeschiedenis is duidelijk te traceren in de koloniale geschiedenis van Nederlands-Indië en de oorlog aldaar en wat daaruit weer is voortgevloeid.
Het begon met de Indische salon waar ik met een vriendin naar toe ging, met als thema: tastbare herinneringen. Iedereen mocht een voorwerp meenemen, die zijn gekoppeld aan speciale (familie)herinneringen. Een voorwerp dat in de naoorlogse jaren vanuit Nederlands-Indië of Indonesië op de boot of met het vliegtuig is meegekomen. Met als essentie: Wat vertelt dat voorwerp over jouw familieverleden en identiteit? Het was een emotionele bijeenkomst, velen hadden iets meegenomen wat hen zo dierbaar is geworden, omdat dit de enige tastbare sporen waren van een ver Indisch of Moluks verleden uit Nederlands-Indië. Velen hadden hun verhaal gedeeld, maar velen ook niet, er was niet genoeg tijd om naar alle verhalen te luisteren. En wat had mijn familie meegenomen van daar? Of liever gezegd, mijn ouders. Ik was immers één jaar oud toen ik met mijn ouders Indonesië verliet. Een serie foto’s die een klein puzzelstukje was van de familiegeschiedenis van mijn ouders. Veel werd niet verteld door hen, hun harten waren gebroken toen ze hun moederland verlieten.
Ik had niets tastbaars meegenomen, dit vond ik niet de moeite waard om te doen. Maar, blijkt later, ik vond het ook te pijnlijk om een paar foto’s, een gefragmenteerd stukje familiegeschiedenis mee te nemen. Velen hadden prachtige verhalen en voorwerpen meegenomen, sommigen een hele koffer, en die had ik niet.
Armando Ello van twijfelindo was er ook voor een fotoshoot: je kon op de foto met je tastbare herinnering, bij mij werd het een pasfoto.
De volgende dag ging ik naar de markt in Culemborg, er was feest, met vele kraampjes. Ik liep een winkeltje binnen, waar ik aangesproken werd door Hannah Rood, zij is fotografe. Ze is met een project bezig omdat in 2018 Culemborg 700 jaar geleden bestaat. Ze vroeg of ik mee wilde doen met het project en als voorproefje wilde ze me op de foto zetten in de winkel. Ik dacht: leuk ! Nog een portretfoto. Maar het bleek een hele fotosessie te worden. Ze had allerlei attributen meegenomen en puur op haar gevoel combineerde ze een aantal dingen.
En dit is het eindresultaat:
Toen ik de foto zag, dacht ik meteen aan het boek de Njai van Reggie Baay, waarbij hij de oermoeder -de Indonesische vrouw- die in de koloniale tijd van Nederlands-Indië buitengesloten werd, alsnog via familieverhalen en foto’s een plek heeft gegeven.
Ik kijk naar mezelf, maar ik zie tegelijkertijd mijn voormoeders, de vrouwen die voor mij geweest zijn.